Ervaringen met mindfulness en compassie
Hieronder heb ik een aantal ervaringen mogen parafraseren. Ze zijn divers en natuurlijk in ontwikkeling.
1. Wat heeft zij dat ik niet heb?
‘Ik heb een vriendin die altijd veel voor elkaar krijgt, ze is aardig en vriendelijk en zegt haast nooit iets negatiefs. Ze ligt goed in de groep en heeft veel vrienden en kennissen. Ik ben anders. Ik ben wat moeizaam in het contact maken en onderhouden. Ook ben ik bedenkelijker en soms negatief of angstig. Nu ik de zelfcompassie ontdekt heb, doe ik ook oefeningen thuis. Ik merk ik dat ik in mijzelf iets ga herkennen van wat ik in haar zie. Ik word lichter, alsof er een mist optrekt. Het was altijd alsof zij iets had dat ik niet heb, maar volgens mij was het andersom. Ik had een sterke criticus en zij minder. Ik heb het daar met haar over gehad. Ze herkende wel wat ik zei, maar had er duidelijk niet zo veel last van. Nu begrijp ik dat het voor haar minder moeite kost om iets te ondernemen en dat ze meer succes oogst in wat ze doet. Ze zit gewoon niet zo tegen zichzelf te vechten de hele tijd.’
2. Boetedoening bij boosheid
‘Wanneer ik boos word op een van mijn kinderen voel ik me gelijk schuldig. Dan wordt ik nog bozer. Ik kan mezelf dan gewoon niet uitstaan. Meestal bood ik achteraf uitgebreid mijn excuses aan. Ik voelde me schuldig en probeerde te compenseren voor mijn ‘wangedrag’.
Nu weet ik dat ik vergat ook voor mezelf te zorgen! Wanneer ik boos ben, is er in mij ook iets geraakt. Ik heb dan ook troost nodig. Ik heb daar nooit aan gedacht. Echt nooit.
Het boos zijn zelf doet eigenlijk al pijn en dat wat daaronder zit ook nog eens. Wat een eyeopener om daar oog voor te hebben. Ik ga nu vóórdat ik het goed maak met een ander eerst voor mezelf zorgen.
Gevolg hiervan is dat ik nu anders mijn excuses maak. Ik verontschuldig me altijd voor mijn boze gedrag en boze woorden. Maar ik kan ook onder woorden brengen wat mij dwars zat of wat ik nodig had. Ik kan mijn grens aangeven of afspraken maken over iets dat belangrijk voor me is.
Ik ga dus niet meer zo diep door het stof. Ik houd meer zelfrespect en dat is voor mij een gezonder ouderschap. De relatie met mijn kinderen ( die al best groot zijn) wordt er beter op. Eerlijker en ook met meer duidelijkheid.’
3. Sterker door kwetsbaarheid
‘Met het compassievol bewegen hebben we geleerd dat je in een beweging, rekening houdt met je de zwakke schakel. Dat je die niet achterlaat en geen geweld aan doet. Je houdt respect voor de zwakste schakel en gaat zo ver of zo snel als dat deze mee kan komen in het geheel.
Dat leek er in het begin op dat ik dan zou moeten inleveren. Ik doe iedere ochtend een aantal stevige oefeningen die kracht vergen. Vroeger deed ik ze vooral op wilskracht.
Het compassiegericht bewegen heeft me iets gebracht dat ik niet had verwacht. Ik let op de zwakke schakel en ga niet te ver, ik beweeg juist met respect en een sensitiviteit. Mijn oefeningen kan ik nu langer volhouden. Ik kan meer herhalingen dan voorheen en dat heeft niet met wilskracht te maken. Het rekening houden met je zwaktes maakt je niet zwak. Integendeel, vechten ertegen maakt je moe en kost veel energie.’
4. Bewust van de stem die je koeioneert
‘Ik merk dat ik het eigenlijk nooit goed kan doen. Wanneer ik niets doe, ben ik een loser. Wanneer ik veel doe, voel ik me niet veel beter. Ik ben over het alge-meen niet gemotiveerd iets te doen. Alles wordt al gauw een moeten.
Op een luie dag gaat de kritische stem tekeer, rusten is uit den boze, ik ben lui en zal nooit iets bereiken. Anderen zijn beter. Ik voel me dan echt down.
Wanneer ik een hele dag hard werk, is die stem er soms nog steeds. Hij zegt bv. dat ik het verkeerde heb gedaan. Dat het niet voldoet. Het wordt toch nooit wat. Dat maakt me gestresst.
Ik ben mijn ergste vijand, altijd kritisch. Ik probeer eigenlijk te bewijzen dat ik het wel kan, en fok mezelf daarbij vreselijk op. Wanneer ik iets onderneem maak ik het al snel te groot. Heel vermoeiend!
Daardoor heb ik er uiteindelijk geen lol meer aan. Ik heb iets te bewijzen en zet mezelf buitenspel. Wat ìk wil is niet belangrijk. Wanneer ik het opgeef, is het bewijs geleverd. Ik ben een mislukkeling. Zie je wel. Dan raak ik in een dip.
Ik oefen nu met de compassievolle stem. Ik krijg de effecten van de criticus in de smiezen. Ik kan beter inschatten wat ik wel en niet kan en wil. Ik merk wanneer ik te ver ga en het te groot maak en kan dan bijsturen.
Ik ben meer gericht op wat ik wèl kan en begin mezelf daar in te zien. Ik hoef me minder te bewijzen. Het is alsof er een vloek is verbroken.
Ik heb meer plezier in wat ik onderneem en hoef niet of minder voor anderen te presteren. Het voelt niet gek of slap om mezelf vriendelijk toe te spreken. Het is vaderlijk, zo zou ik het met mijn zoon ook doen.’
5. Ook dit hoort er bij
‘Het klinkt misschien gek. Gisteren in bed was ik op een of andere manier niet lekker. Ik had al een beetje geslapen, maar werd wakker en voelde iets onheilspellends in me. Ik ben ook wel somber de laatste tijd. Midden in de nacht wil het dan wel vaker spoken. Ik kreeg gedachten aan ziekte en beelden over dood en verderf. het was best sinister en beangstigend. Maar omdat we bezig zijn geweest met het plaatsen en erkennen van emoties, ging ik er niet gelijk van weg. Ik probeerde te voelen en tegelijkertijd mezelf gerust te stellen. Ik was rustig, zelfs een beetje nieuwsgierig. Ineens besefte ik dat het ok was, dat deze gevoelens erbij horen en dat dood deel is van het leven en niets om bang voor te zijn. Dat bedenk je toch niet! Het had heel anders kunnen verlopen. Een slapeloze nacht met zelfmedelijden. Ik weet dat mijn somberheid dan alleen maar erger wordt. Het is alsof ik erdoor gelouterd ben. Een heel nieuwe ervaring voor me.’
6. Elkaar helpen
‘Lieve Mignon, het was niet makkelijk toen je me erop wees, het was zo pijnlijk om te voelen, maar je had gelijk en je deed het zo liefdevol. Je had helemaal gelijk. Ik wees mezelf af en ik had het niet door. ik wees mijn innerlijk kind dat zo gekwetst is door haar moeder af en ik zie nu dat ik hetzelfde doe. Jeetje wat was het pijnlijk om bij die pijn uit te komen, maar het deed me ook zo goed! Mijn dag met mijn moeder verliep rustig. Het is aan mij om dit bij me te nemen en te troosten, jeetje ik heb het zolang verwijten gemaakt en uitbesteed aan minnaars. ik weet nog niet hoe ik het ga doen, maar er is iets veranderd. Ik hoop dat je me er nog vaak zo op kan wijzen als ik het zelf even niet zie. Jij zag het kwetsbare en afgewezene in mij en jij was de eerste die ervoor opkwam. Je gaf het in ons gesprek een plek en een gezicht. Heel dankbaar dat we deze nieuwe diepte in onze vriendschap hebben gevonden. ‘
7. Ik hoor er bij, het maakt me blij
Via Voice Dialogue kwam de volgende stem tot expressie, hier hoor je de klank van een innerlijk kind:
‘Het is heel fijn om niet meer zo alleen te zijn. Soms dan krijg ik aandacht voor hoe ik me voel en mag ik eerlijk vertellen en laten zien wat mij bezig houdt. Ik kan niet zo goed praten over de dingen, ik voel het meer. De laatste tijd krijg ik hulp en dat maakt me rustiger.
Ik heb heel vaak het idee en gevoel gehad dat ik alles moest verbergen of dat ik anders moest zijn, maar nu krijg ik meer het gevoel dat ik gewoon mezelf mag zijn. En dat dat goed genoeg is en dat er ook nog zo van mij wordt gehouden en dat komt vooral omdat ik mijn gevoelens mag uiten en er geluisterd wordt.
Ja het is een heel moeilijke tijd geweest toen ik zo alleen was, het voelt warm om aandacht te krijgen. Dat er wordt gevraagd aan mij hoe het voor mij is en ook wat ik nodig heb. Dat is echt nieuw, meestal moest ik gewoon doen wat er gezegd werd, er werd mij niets gevraagd. Ik werd daar heel verdrietig of boos van. Ik hoor er nu echt bij. Ik mag echt meedoen en ik wil het ook.
We moeten nog wel oefenen hoor om met elkaar te praten, en te blijven luisteren, maar het is niet zo erg als het een keer of eventjes niet lukt, want we gaan altijd weer opnieuw verder en we vinden het heel fijn met elkaar. Er wordt voor me gezorgd en soms mag ik wel 2 of 3 dagen gewoon verdrietig blijven, ik mag dan overal mee naar toe en steeds wordt er voor me gezorgd en mag ik aan de hand mee. Ik hoef dan niets te doen wat ik niet wil en hoef ook niet vrolijk te zijn. Ik word dan heel vaak geknuffeld.’
.
.
.
.